"Puberstroop"

 

13 maart 2017

 

In mijn beginnende puberteit kreeg ik door alle nieuwe gevoelens die ik moest verwerken, enorme eetbuien. Dat begon eigenlijk onschuldig, en heel geleidelijk aan werd het een levensomvattend probleem voor me. Het begon ’s middags uit school. Ik kwam thuis, smeet mijn rugzak in een hoek, en liep meteen naar de broodtrommel. Daaruit haalde ik dan een stuk of 3 boterhammen, en besmeerde deze met boter en een dikke laag appelstroop. Ik had van mama altijd geleerd dat appelstroop heel gezond was voor je, en er zat ook geen vet in! Vanaf toen at ik dus altijd appelstroop op mijn brood. Als ik die 3 boterhammen op had, in nog geen 10 minuten, volgde de volgende 3. En daarna nog 3, en nog eens. De eetaanval stopte vrijwel nooit voordat ik me zo vol gegeten had dat ik nauwelijks op kon staan van mijn stoel, en mijn mond helemaal onder de plakkerige appelstroop zat. Ik moest dan nog aan mijn middag beginnen, huiswerk maken en vriendinnetjes bellen, en soms zelfs spelen met vriendinnetjes. Meestal kwam dat er niet van, omdat het me gewoonweg niet meer lukte. Ik was zo misselijk en vol, dat ik dan op bed ging liggen. Zuchtend en steunend liet ik me dan achterover vallen en sloot mijn ogen. Waarom moest ik mezelf nou weer zo volproppen? Waar slaat dat elke keer op? Dag na dag ging het zo, wel een jaar lang. Altijd die eeuwige boterhammen met boter en appelstroop. Op een gegeven moment werd het een gewoonte. Ik dacht er niet eens meer bij na. Of er nou iemand bij was of niet, ik had elke middag een vreetbui. Mijn moeder keek lijdzaam toe. Ze had me geprobeerd te stoppen, natuurlijk. Zij wilde helemaal niet dat ik zoveel at, en daarna me zo ziek voelde. Ik had speciaal brood, wat mijn moeder voor me kocht. Dat lekkere, donkere brood met van die harde korsten. In de brugklas veranderde ik van een klein, schattig poppetje naar een enorm appelstroopmonster. Ik werd dikker en dikker. Ik merkte het aan alles. Ik begon het allemaal best te vinden, zo lang ik mezelf maar kon volproppen, en lekker kon verdoven. Want dat was wat ik deed, mezelf verdoven. Pijn doen en daarna de laatste klap krijgen die je bewusteloos maakt. Heerlijk. Niks meer hoeven voelen, alleen maar eten en nog eens eten. Als mijn moeder tegen me schreeuwde van boosheid of frustratie, dan wist ik: maar morgen doe ik het weer.

 

Na zo’n eetbui voelde ik me verschrikkelijk. Echt onbeschrijflijk rot. Ik voelde me dik, vies, vet en wilde zo liefst mogelijk dat ik de tijd terug kon draaien, zodat ik opnieuw kon beginnen aan mijn middag. Maar ja, ook al had dat gekund, waarschijnlijk was ik dan weer begonnen met vreten. Hoe druk het ook was, ik vond altijd een manier om aan mijn brood met appelstroop te komen, al dan niet ’s avonds. Het moest gewoon gebeuren.

 

Ik was een dwars kind, een puberale rebel. Er viel in sommige situaties geen land te bezeilen met me. Mijn ouders hebben een zeer zware taak gehad om mij door de puberteit heen te trekken. Ik vond alles onnozel, sloom, kut en wilde eigenlijk alleen maar eten. Dan was ik tevreden. Als ik met mijn boterhammen kon zijn, die later veranderde in koekjes, snoepjes en bergen chocolade. Want ja, op een gegeven moment was ik die boterhammen met appelstroop zat. Ik wilde méér. Ik begon koekjes te eten. ’s Middags, of soms ook nog ’s avonds. Vaak wilde ik niet mee eten met papa en mama en jou, omdat ik me die middag al zo had volgepropt dat ik tegen etenstijd nog misselijk op bed lag. Het was een plaag, al helemaal voor mijn omgeving, en voor jou, Esmee. Ik was jong en deed dit mezelf aan. Ik kon functioneel gezien niets meer, ik leek wel verslaafd te raken aan die eetbuien. Ik ging mezelf erdoor haten. Als ik in de spiegel keek, zag ik een dik, disciplineloos varken. Iemand met een grote smoel, waar heel veel eten in paste. Mijn buik was gegroeid, maar ook mijn benen en kont werden steeds dikker. Omdat ik heel klein ben, viel dat enorm op. Mijn moeder zei vroeger altijd dat ik stevig gebouwd was, en dat het daardoor kwam dat ik wat mollig was. Maar eigenlijk was dat niet zo. Mijn bouw is compleet fijntjes, en later in mijn leven zou blijken dat ik meer problemen had met aankomen dan afvallen. Een tijdperk van doorlopende chaos, maar nu nog niet. Nu had ik mijn boterhammen met appelstroop nog.

 

- Liefs Romy -

Commentaren: 0